Humaniteit

1867 tot 1913

Reeds menigeen is om ‘t geluk te zoeken
Den berg beklommen, waar hij ‘t vinden zal.
Zag hij ‘t beneden in het dal.En als hij ademloos den top bereikte,

Het waren deze woorden van de dichter Vondel, die de Redenaar gebruikte in zijn bouwstuk ter gelegenheid van die gedenkwaardige dag in 1913, waarop de Loge “Humaniteit” officieel werd geïnstalleerd. Als Loge met Beperkte Werking in Meppel.

Dat is 98 jaar geleden; rustige, maar soms ook uiterst rumoerige jaren.
Twee wereldoorlogen 1914 -1918 en 1940-1945 hebben ten zeerste hun stempel op de geschiedenis van “Humaniteit” gedrukt. Veel is verloren gegaan, andere zaken zijn toch nog gereconstrueerd kunnen worden.

De verbindingen in 1913 waren nog vrij moeilijk. Auto’s waren er nog niet of nauwelijks. 

Autobussen zijn pas laat op bepaalde trajecten rond Meppel tot het verkeer doorgedrongen. 
Rijtuigen met paardentractie reden af en aan bij hotel Voorthuis aan de Grote Markt voor het vervoer van en naar omliggende plaatsen.

Treinverkeer was mogelijk sedert oktober 1867 met Zwolle en vanaf 1870 met station MeppelLeeuwarden en Groningen. Maar ook in 1913 was de treinfrequentie nog niet hoog.

De winter dienstregeling van de NS (oktober 1913) geeft aan, dat er tussen Meppel en Zwolle 9 treinen per dag reden, waarbij de laatste trein om 21.00 uur uit Zwolle vertrok.

Onderweg werden dan ook nog Berkum, Dedemsvaart en Staphorst aangedaan.

Toch was men op dit openbaar vervoer aangewezen, teneinde actief te kunnen zijn in Logeverband. Immers – in tegenstelling tot nu, in 1988 – had de Loge “Humaniteit” niet de beschikking over lokaliteiten, waarin de werkzaamheden binnen de Loge volledig konden worden beoefend. Voor rituele werkzaamheden was men aangewezen op Zwolle.

Vóór 1913 was er zelfs nog geen Loge in Meppel. Diegene in en rond Meppel, die lid was van de Orde, was dus lid van “Fides Mutua” in Zwolle

In 1894 en wel op 24 december van dat jaar werd het voor B. Huizing en J.C.F. Kroon, eertijds voorzittend meester van de Loge “West-Friesland” in Hoorn, te bezwaarlijk voor alle maçonnieke bijeenkomsten naar Zwolle te moeten reizen en daar te overnachten.Loge “West-Friesland” in Hoorn

Zij deden een verzoek aan het Hoofdbestuur om toestemming voor het oprichten van een maçonnieke kring te Meppel.

Een maçonnieke kring, ten doel hebbend een band te vormen tussen de in Meppel in de verstrooiing levende broeders.

Aanvankelijk beantwoordde deze kring wel aan het doel. Er werd regelmatig maandelijks vergaderd, beurtelings leverde een der leden een bouwstuk op en de bijeenkomsten kenmerkten zich door een opgewekte maçonnieke geest.

1894-1913

Bij naspeuringen in de Ordebibliotheek kwam door een toevallige omstandigheid nog een brief te voorschijn, die de toenmalige voorzitter Kroon d.d. 12 februari 1899 zond aan de Loge “St. Lodewijk” in Nijmegen.

Daarbij was ondermeer een complete ledenlijst van de kring, die zich toen blijkens het opschrift “Humanitas” noemde.

In totaal waren in dat jaar 13 personen lid van de kring, t.w. 6 meesters, 1 gezellen 6 leerlingen,zie pag.6 en 7.

Uiteraard is er in het 19-jarige bestaan van de kring nogal wat verloop in het ledental geweest.

Slechts drie leden, t.w. Wolff, Beijer en Frank hebben zowel het begin als het einde van de kring meegemaakt.

In het bouwstuk van de redenaar bij de inwijding van de Loge wordt verslaggegeven uit de kring – notulen in de jaren 1894 tot 1902.

 

Een grote verscheidenheid aan onderwerpen kwam in behandeling tijdens de vrij geregelde vergaderingen. Steeds door eigen krachten, want zelden was men in de gelegenheid een spreker van elders te laten komen.

Zo worden ondermeer gemeld onderwerpen als Algemeen kiesrecht en Vrijmetselarij, kinderopvoeding op de lagere school, Onderwijs en Kerk, Fröbelonderwijs.

Een teken dat de ontwikkelingsgang van de maatschappij nauwgezet en kritisch gevolgd werd.

Al moge de kring omtrent het vraagstuk bij de uitbreiding van het kiesrecht enigermate conservatief zijn geweest, wat onderwijszaken betreft was zij dat niet.

De conclusies, die daaruit werden getrokken, ademden steeds een vrijzinnige geest.

Maçonnieke kring 1913

vaandel

Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden.

Stichtingsjaar: 1756

 

Waarom in Meppel?

De meeste leden van de maçonnieke kring waren inwoners van Meppel en dus was het voor de hand liggend, dat daar de zetel – en later het Oosten – zou zijn. De kring functioneerde aanvankelijk goed. Langzamerhand echter kwam er een verandering. Door vertrek naar elders en ook door overlijden verminderde het ledental zo sterk dat er zelfs een ogenblik is geweest, dat men het voor beter hield de club maar te ontbinden. 
Gelukkig is het zover niet gekomen. De weinige, overgebleven broeders sloten de gelederen en wachtten betere tijden af. Het ledental steeg weer en kwam op 12. En met deze opleving werd ook langzaam het besef levendig, dat. de club op den duur de behoefte van de broeders niet meer kon bevredigen. Temeer niet, omdat weinig Logebezoek plaats vond. Het bezoek immers aan Zwolle ging . steeds gepaard met veel tijdverlies, nachtlogies en reiskosten, wat voor de meeste broeders bezwaarlijk was.

 

Vandaar de brief, die aan het Hoofdbestuur werd gestuurd, gedateerd op 26 januari 1913. Daarin werd door E. Beijer, S. Tulp, G.H. Hillebrand, D.J. Wolff, A.F. Meijer, J. Hendrikse,

M.J. Wolff en J.L. Frank om een constitutiebrief verzocht. Het Hoofdbestuur is destijds kennelijk van oordeel geweest, dat het voor deze broeders van belang zou zijn en heeft in haar beschrijvingsbrief aan het Grootoosten onder punt IV van de agenda voorgesteld aan het verzoek van de Meppeler broeders te voldoen en constitutie te verlenen voor een Loge met beperkte werking onder de naam “Humaniteit” en wel met de onderscheidingskleuren “zilver en groen”.

 

Op en door het Grootoosten van 15 juni 1913 werd het verzoek zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming ingewilligd. De beide oprichters van de maçonnieke club hebben de consecratie van een eigen Loge niet mee mogen maken. Beiden zijn vóór 1913 overleden

Consecratie, oktober 1913

De maçonnieke kring bestond bij het einde uit 8 meesters, 1 gezel en 2 leerlingen. StationswegVoorzitter was Tulp, secretaris Frank en thesaurier Hillebrand.

Zo en onder hun leiding vergaderde de club op zondag 19 oktober 1913 voor de laatste maal.

De  ceremoniemeester Wolff Sr. begeleidde de leden en oud-leden van de kring en de leden van ‘Fides Mutua” tempelwaarts.

Een tijdperk van onopgemerktheid binnen de Orde en van geringe verantwoordelijkheid werd afgesloten.

Weemoedig omdat een club werd opgeheven en omdat een aantal leden de oprichting van de nieuwe Loge niet meer kon meemaken.

Maar toen de Grootofficieren en de overige visiterende broeders ook waren binnengeleid, sloeg deze weemoedige stemming om in een vreugdevolle.

De grote zaal van de heer Ogterop was in een Tempel herschapen; met planten waren de gedeelten, waarboven zich de balkons bevinden, geheel gemaskeerd en door het aanbrengen van prachtige palmen hier en daar en bovenal achter het podium, dat als troon dienst deed, verkreeg het geheel een feestelijk aanzien.

In totaal 76 broeders hadden de presentielijst getekend.

Van het Hoofdbestuur waren de Grootmeester Van Gijn en de Grootofficieren Helder en Nanninga Uitterdijk aanwezig.

Voorts vertegenwoordigers van de Loges “De Friesche Trouw” uit Leeuwarden, “Anna Paulowna” uit Zaandam, “Jacob van Camp en” uit Amersfoort, “Ultrajectina” uit Utrecht, “Fides Mutua” uit Zwolle, “1 ‘Union Provinciale” uit Groningen, “Fraternité” uit Almelo, “Moed en Volharding” uit Assen, “Concordia RP.C.” uit Sneek, “De Geldersche Broederschap” uit Arnhem, “Acacia” uit Rotterdam, “la Flamboyante” uit Dordrecht en de “Zeven Verenigde Amsterdamse Loges”.

Voor ons is het bijzonder fijn, dat de maçonnieke pers het hele gebeuren in een volledig verslag heeft vastgelegd in de uitgave van l’Union Fraternelle, 23e jaargang d.d. 25 oktober 1913.

Zo kunnen we reconstrueren wat er toen, op die middag en avond is gebeurd en gezegd. Het bouwstuk van Hendrikse, de redenaar van de Loge is o.a. volledig weergegeven. Verder werd het geheel omlijst door zang van een dubbelkwartet uit Zwolle, onder de leiding van Bokelmann.

Tweemaal werd een drietal passende liederen ten gehore gebracht.

Dat dit de plechtigheid van deze dag zeer veel verhoogde, laat zich denken.

De bijzondere band met “Fides Mutua” kwam wellicht het beste tot uitdrukking in de benoeming tot Meester van Eer van Koch, de toenmalige voorzittend meester van “Fides Mutua”, 

 

de bijzondere band met “Fides Mutua” kwam wellicht het beste tot uitdrukking in de benoeming tot Meester van Eer van Koch, de toenmalige voorzittend meester van “Fides Mutua”, die op zijn beurt zeer verrast was door dit buitengewone bewijs van dank en sympathie, vooral om de banden tussen de beide werkplaatsen onverbrekelijk te maken.

Die band met “Fides Mutua” komt ook naar voren uit het zegel en vignet van de Loge “Humaniteit”. Dit is heel duidelijk ontleend aan het zegel van “Fides Mutua”.loge logo

Zo gingen zes jaren voorbij. Na het Grootoosten 1919 ging “Humaniteit” verder op de ingeslagen weg als Loge met volledig werking met de bevoegdheid tot het houden van recepties.